Geschiedenis
De Nederlandse Herdershond is ontstaan uit een type herdershond dat in vele varianten voorkwam in West Europa. De herdershonden van West-Europa waren manusjes-van-alles. Vechten met wolven hoefde al snel niet meer, dus hoefden ze niet erg groot te zijn, maar verder moesten ze alles kunnen wat nuttig was voor de herder. Dit resulteerde in een slag hond met in vele varianten. Hieruit hebben vervolgens de Duitsers, de Belgen en de Nederlanders ieder hun eigen fokrichting geselekteerd. Zeker voor de Belgische en de Nederlandse varianten geldt dat je goed kunt zien dat ze aan elkaar verwant zijn.
De Nederlandse Herdershond is een middel-grote, energieke hond. Van huis uit was hij een harde werker, die deels op aanwijzingen van de herder deels op eigen initiatief de kudde daarheen drijft waar zij heen moet en voorkomt dat er dieren afdwalen of schade aanrichten.
Gedrag
Onze ervaring is dat mits hij per dag voldoende gelegenheid krijgt met wandelen, werken en/of spelen zijn energie kwijt te raken, hij een rustige huis hond is. Hij leert makkelijk en past zich makkelijk aan aan het ritme van het huishouden.
Dat hij makkelijk en vlug leert heeft zijn goede en zijn slechte kanten. Hij leert snel wat mag en niet mag, maar hij leert even snel wat eigenlijk niet mag maar toch wel kan. Het is belangrijk om consequent te zijn in de opvoeding, want hij heeft de neiging de baas op te voeden, de regels zo te interpreteren als het hem zelf het beste uitkomt.
Erfelijke gezondheid
De Hollandse Herder is nooit een mode hond geweest. Gelukkig maar, want de meeste rassen die dat ooit meegemaakt hebben, hebben daaronder geleden. Grote vraag naar pups van een bepaald ras trok broodfokkers aan, mensen die voonamelijk gebaat waren bij zo snel mogelijk zo veel mogelijk pups fokken, zonder rekening te houden met de typische kwaliteiten van een ras. Vaak namen ook de erfelijke gebreken snel toe.
Te veel te snel fokken is niet goed, maar te weinig is ook niet goed. Een ras heeft een minimum aantal individuen nodig om een levensvatbaar en gezond bestand te vormen. Wat dat minimum is, is niet precies vast te stellen en is afhankelijk van een heleboel factoren.
Een van de factoren is hoeveel mensen bereid zijn hun hond beschikbaar te stellen van de fokkerij. Veel mensen willen graag een leuke hond maar hebben weinig behoefte aan de zorg van een nest.
Langhaar/korthaar kruising
Om te voorkomen dat de genetische basis van de Langhaar fokkerij te smal werd, hebben langhaar fokkers door de jaren heen voor bloed verversing gezorgd door in te kruisen met kortharen. Het meest recentelijk is dit gebeurd in de jaren zestig, in 1988, in 2001 en in 2014, onder toezicht van de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied.
De nakomelingen uit zo’n combinatie langhaar/korthaar (de F1 generatie) zijn allemaal qua vacht kortharig (de erfelijke factor voor kort haar is dominant over langhaar). Als bij de volgende generatie weer een Langhaar wordt gebruikt, zijn (statistisch) in de volgende generatie (F2) 50% van de pups langharig en 50% kortharig. Wordt voor de derde generatie weer een langhaar gebruikt (F3), dan zijn alle pups langharig. De F1, F2 en F3 generatie worden opgenomen in de bijlage van het stamboek. Vanaf de F4 generatie komen de pups als als raszuivere langharen in het stamboek.
Vanaf onze eerste Hollandse Herder (1973) is voor mij de Hollandse Herder vooral een geweldige kameraad